Veel straatnamen in ons land verwijzen naar gekende dorpsfiguren, regeringshoofden of dieren en planten. Maar nog meer straatnamen zijn gebaseerd op lokale veldnamen ook wel ‘toponiemen’ genoemd. Die historische plaatsnamen vind je terug op de primitieve kadasterkaarten, voor Limburg gepubliceerd rond 1844.
Ganzenpoel. Cannegat. De Geest. Hemelrijk. Het aantal toponiemen op kadasterkaarten is eindeloos, maar vaak duiden ze duidelijk een bepaald gebied aan. Een ‘ganzenpoel’ spreekt nogal tot de verbeelding: ooit zal er in dit gebied een ganzenpoel hebben gelegen. Je vindt dat toponiem op meerdere plaatsen in Vlaanderen. En in Maasmechelen dus ook in Leut.
Maar wie heeft die namen dan aanvankelijk bedacht?
Lees verder onder de foto
De herkomst is vaak moeilijk te achterhalen, maar veel van die veldnamen gaan honderden tot soms duizenden jaren terug. Het zijn veelal verbasteringen, mengelingen van taal, uit Romeinse, Germaanse of Keltische tijden. Volkeren kwamen en gingen, en elke invloed zorgde voor de gekste benamingen, maar locaties blijven wat ze zijn.
Zulke plaatsnamen gingen over van vader op zoon. Boeren of handelaars konden zo makkelijk locaties in hun dorpen aanduiden. “Waar ligt uw akker?” – “Onder de Ganzenpoel, ten westen van de Roshaeg, of pal in het Hemelrijk.”
Duidelijk, toch?
Zeker bij grotere wegen of belangrijke wijken, gingen gemeentes vroeger steevast naar die kadasterkaarten uit 1844 kijken. Héél leuk om door te snuffelen, want dan zie je dat straatnamen vaak niet ver gezocht zijn. ‘Ganse Poel’ duidt op een ganzenpoel. Simpel.
Bij de Rooshaegenweg in Vucht moeten we al wat verder zoeken. Dit heeft niets te maken met een rozenhaag. Het topniem ‘Ros’ of ‘Ors’ verwijst naar paard. ‘Roshaeg‘ duikt op in heel wat gemeenten: het duidt op een plaats waar paarden in een gebied dat min of meer ‘omheind’ was met mogelijk hagen, konden grazen.
In de 3e eeuw spreken de Alanen – een Iraanse nomandenstam – trouwens al van het woordje ‘urs’ wanneer ze een paard bedoelen. Urs. Ros. Ors. Horse. Hoe mooi kan taal toch zijn.
Lees verder onder de foto
Nog een leuke is de Kannegatstraat in Boorsem, of de Veegatstraat in Vucht. Dan kijken we best naar het achtervoegsel ‘-gat’. Gat is ook een veel voorkomende toponiem, vaak bij riviergebieden, en verwijst naar het Engelse ‘gate’. We lezen ‘gat’ hier als ‘poort’, ‘doorgang’, ‘opening’, ‘weg’. In het dialect zeggen we soms nog ‘een getske’ voor een steegje.
Veegat? Een doorgang voor het vee. Cannengat? Moeilijk te zeggen, maar ‘canne’ kan verwijzen naar ‘riet’. Een pad door het riet?
Veel van die toponiemen blijven dus raadselachtig en gaat het om verbasterde taal doorheen de eeuwen. Aan veel woorden geeft men meerdere variaties van betekenis. Dat maakt de geschiedenis ook zo boeiend, dat we de juiste antwoorden soms nooit zullen weten.
Wie nog interessante aanvullingen, vragen of inzichten heeft, mag altijd mailen naar marco@oadm.be.