De allereerste treinramp ooit in ons land gebeurde in Groenendaal, ten zuiden van Brussel. 19 slachtoffers stierven en 40 anderen raakten gewond. Een helse ochtend op 3 februari 1889 met aan boord twee mannen uit Mechelen-aan-de-Maas: dokter Hauben en zijn neefje Charles die absolute horror beleefden.
Voor dat ik het leven van dokter Hauben onder de loep nam, had ik nooit eerder van Groenendaal gehoord, laat staan dat ik de treinramp uit 1889 kende. Maar het blijkt de eerste en meteen één van de grootste treinrampen ooit uit onze Belgische geschiedenis.
Ik was zeer verbaasd te lezen dat dokter Hauben – die toen al jaren in Brussel woonde – die ochtend op de bewuste trein zat samen met zijn neefje Charles. Hauben was 54 jaar, zijn neefje 30 en studeerde in Brussel voor tandarts.
Dokter Hauben vertelt over die verschrikkelijke ochtend in zijn memoires:
“Het was zondagmorgen en het weer was goed. Ik werd vergezeld door mijn neef Charles die nog student was. We waren in gesprek met twee Russen uit Sint-Petersburg, een vader en zijn dochter. Plots voelden we een paar wiegende schommelingen van de wagon, en meteen erna een luide knal gevolgd door een oorverdovend gekraak. Met brute kracht gingen onze vier lichamen tegen de vlakte, en toen werd het stil.”
(lees verder onder de foto)
Hauben beschrijft tot in detail wat hij rondom zich ziet. (Niet voor gevoelige lezers)
“De twee stootblokken van een andere wagon hingen plots boven ons, net als een verdwaalde koffer en een afgerukt portier. Ikzelf lag op de grond, en de twee Russen ploeterden bovenop mij, terwijl mij neefje vast zat onder een wand. Op hem lag een vrouw die met haar wang tegen de zijne drukte en riep ‘dat ze hem ging verpletteren’.”
De kleren van een jonge vrouw waren van haar lijf gerukt. Ze lag er bijna naakt en de helft van haar lichaam was vreselijk verbrand door de hete stoom. Haar huid bleef aan mijn vingers kleven.
Dokter Hauben
“Ik kroop achter de Russen aan en zocht een weg naar buiten. Ik dacht dat mijn ruggengraat gebroken was en bewoog mijn armen en benen om te zien hoe ik er aan toe was. Als bij wonder had ik niets. Ik kon uiteindelijk mijn neef Charles bevrijden. In zijn jas stak nog een lange speld die uit de hoed van de dame op hem was losgeschoten. Zij overleefde het niet.”
(Lees verder onder de foto)
“Plots werd ik daar dokter en chirurg ten velde. Angstig, maar toch koelbloedig probeerde ik de reddingswerken op mij te nemen met de hulp van enkele reizigers. Sommigen passagiers waren compleet in paniek en vluchtten weg door het bos. We zaten trouwens vlak aan het prachtige Zoniënwoud.”
“Op de helling langs het spoor waar een deel wrakstukken lagen, keken enkele boeren stomverbaasd toe. Ik moest ze bij de kraag grijpen en aanmanen zand op de wrakken te gooien omdat het smeulde. Er dreigde brand en alle gewonden zouden anders in de vlammen blijven. Overal klonk geroep, gekreun, smeekbedes, de klanken van een hels orkest.”
Huid
“De kleren van een jonge vrouw waren van haar lijf gerukt. Ze lag er bijna naakt en de helft van haar lichaam was vreselijk verbrand door de hete stoom. Haar huid kleefde aan mijn vingers, waarna ik haar bedekte met mijn overjas. Een sergeant van de spoorlijn lag op de grond met een verbrijzelde kuit en voet. Zijn ander onderbeen lag twee meter verder afgerukt en nog in de laars. Ik zag nog iemand leunen tegen een valies, met de mond open schreeuwend, maar er kwam geen geluid uit. Zijn knieën waren niet meer dan bloederige stompjes, de zitbanken tegenover hem hakten door de klap in op zijn benen.”
(Lees verder onder de foto)
Hauben is nog het meest verbouwereerd over het gebrek aan hulp en medische middelen, ook al zitten we nog in de 19de eeuw. “Er was niets meer dan een kleine verbandtrommel aan boord, terwijl overal het bloed uit opengereten slagaders stroomde. Waar ik kon, bond ik wonden af, volledig improviserend, soms zelfs met twijgen en takken. Heel veel mensen stierven ter plaatse of bloedden dood. En de medische hulptrein kwam pas na 2,5 uur aan.”
Hauben schreef nadien een verwoestend rapport over de trage hulp en binnen de Belgische regering zorgde het voor spanningen. De dokter ontving eretekens voor zijn heldhaftige hulp ter plaatse, maar daar was hij zelf zeer cynisch over. “Het lijkt bijna alsof ik trots moet zijn op waar ik aan ontsnapt bent. Anderen vinden het dan bijna spijtig dat ze er zelf niet bij waren. Typisch de mens. Alleen nederigheid is hier op zijn plaats.”
Vertaald uit het Frans door Bert Nijsten, en herschreven door Marco Mariotti.
Tragisch en zeer bijzonder verhaal.
Had ik nog nooit gehoord of gelezen