Vanaf de jaren 20 en 30 steken duizenden Maastrichtenaren elke zomer de grens over, op zoek naar verkoeling en vertier aan de Belgische zwemvijvers tot onvrede bij de Maastrichtse autoriteiten. “Ze zoeken er méér dan sport en verfrissing. Ze trekken naar plaatsen van ‘zedenloosheid’ zoals Rekem en Opgrimbie”, schrijft men. Een terugblik op een gouden toeristische periode waarbij men aan Belgische zijde veel oogjes dichtkneep.
Even kaderen. Rond 1914 telt Maastricht zo’n 40.000 inwoners. Een doorsnee kerkdorp zoals Opgrimbie of Leut komt in die tijd niet veel verder dan 300 inwoners. Na WOI als de ‘roaring twenties‘ losbarsten, zoeken mensen steeds meer vertier op, en zeker in een grootstad als Maastricht.
In de warme zomermaanden zoeken duizenden Maastrichtenaren verkoeling, maar laat het nu net ontbreken aan degelijke badplaatsen in de stad. De oplossing wordt gevonden over de grens in Lanaken, Rekem, Neerharen en Opgrimbie waar ze unieke zwemvijvers én campings hebben.
Vanaf die jaren 20 en 30 ontplooit het lokale toerisme met heuse vloedgolven van Maastrichtenaren.
(lees verder onder de foto)
Velen trekken met het ganse gezin te voet of te fiets naar de Belgische badplaatsen, en wie het kan betalen neemt de tram. De eerste ‘dagtripjes’ – en uiteindelijk hele zomervakanties – krijgen daar vorm. Tentjes, later caravannetjes, worden gehuurd of gekocht om te verpozen aan de populaire zwemvijvers. Maar bij de Maastrichtse autoriteiten – en vooral de kerk – is men zeer argwanend.
Dit schrijft een Nederlandse krant in juli 1935. “Gemengd zwemmen in Maastricht werd verboden. Er zijn echter mensen die in een zwemgelegenheid andere dingen zoeken dan sport en verfrissing. Zij begeven zich over de grens naar plaatsen van zinneprikkeling. ‘Klein Ostende’ in Rekem of ‘De Kikmolen’ in Opgrimbie. De laksheid aan regels bij de Belgische overheid vormt een groot gevaar voor onze stad.”
(Lees verder onder de foto)
Een ‘groot gevaar’, dus grijpt men in. In een Nederlandse krant uit 1965 lezen we getuigenissen van Maastrichtenaren die ooit bedreigd werden. “Wij herinneren ons goed wanneer we in de jaren 30 maandag op school vertelden over het zwemmen op zondag in Neerharen, Opgrimbie en Rekem, dat het als een doodzonde werd opgevat.”
“Kinderen én ouders werden bedreigd met hel en verdoemenis, tot zelfs het verwijderen van de school wanneer zulke uitstapjes op zondag zich zouden herhalen.”
Zakken stro
Bij camping De Kikmolen zijn het dan nog dagjestoeristen met soms een tentje die vanuit Maastricht komen, zo vertelde uitbater Jef Gorissen mij ooit. “Dat waren stadsmensen met iets meer geld, die wilden genieten van wat rust. Ze sliepen dan in een tentje langs het water. Ze kwamen bij onze boerderij zakken vullen met stro om op te liggen. Later in de jaren 50 werd de camping pas echt uitgebouwd.“
(Lees verder onder de foto)
Ondanks de dreigementen, blijven Maastrichtenaren volharden. Na WOII en zeker vanaf de jaren 60 ontstaat een heuse piek met soms 10.000 Maastrichtenaren die zowat alle Maaslandse campings innemen in de zomer. Veel gezinnen of koppels wonen er twee volle zomermaanden. De mannen pendelen zelfs naar hun werk vanuit de tent of camper.
Zondagsmis
Als compromis houdt men de zondagsmis op de campings in Rekem en Opgrimbie, om te tonen dat men wel degelijk ook met God bezig is, en niet met enkel met wat er zich onder water of in de tent afspeelt.
Toch bleef tot in de jaren zestig de toon kritisch vanuit Maastrichtse conservatieve hoek. “Het is bekend dat daar ginds ook danshuizen en andere vermakelijkheden bestaan waar een mens die zichzelf respecteert wegblijft. Men zou de zwakkelingen die zich daar begeven met de vinger moeten nawijzen“, schrijft men.
(Lees verder onder de foto)
Gemengd zwemmen
Blijkbaar was men in België effectief ‘losser’ dan men in Maastricht voorschreef. Bij het Maastrichtse Jekerbad of in zwemzones bij de Maas, moesten mannen en vrouwen apart zwemmen vanwege de zedelijke uitdaging. Een badpak moest aaneengesloten zijn en ‘toe’ aan de schouders. In Rekem of Opgrimbie mocht men wèl al gemengd zwemmen.
In de zomer van 1952 schrijft de Gazet van Limburg het volgende: “De zedelijke gevaren verbonden aan Belgische badgelegenheden zijn onmiskenbaar. De duizenden Maastrichtenaren zijn verder van huis, in een vreemde omgeving en er ontbreekt vaak ouderlijk gezag én tuchtnormen. Er heerst daar een losser levensgevoel en het maakt het gemakkelijk om het instinct te laten vieren.”
(Lees verder onder de foto)
Het instinct dus. De oerdrang. Losbandigheid en lust aan de Maas, maar dan vooral verscholen in tentjes bij de bossen? Zij zullen het geweten hebben! 😉 De rebelse jaren 20 en zéker de jaren 60…
Veel lokale campings zien hun gloriejaren pieken in de jaren 60 en 70 met het Rekemer Hof of San Lanaco.
Campings ‘Klein Ostende’ in Rekem en ‘De Kikmolen’ in Opgrimbie bestaan echter al in de jaren 30. ‘Klein Ostende’ wordt uitgebaat door de gebroeders Fraussen, maar in de jaren 60 nam Ber Loontjes de uitbating over. Sindsdien heette het het Rekemer Hof. Na een fatale brand wordt het geheel heropgebouwd. Vandaag is de vijver en camping gekend als de Sonnevijver.
(Lees verder onder de foto)
Tot op vandaag verblijven nog steeds veel Maastrichtse families bij camping De Kikmolen die al generaties naar Opgrimbie komen. Een bijzondere gouden toeristische periode voor het Maasland.
Wie bijzondere anekdotes heeft over het leven op de campings in Rekem of Opgrimbie mag mailen naar marco@oadm.be
Dit verhaal is gebaseerd op archief en artikels uit onder meer ‘De Nieuwe Limburger’ en ‘Limburger Koerier’.
Hé Marcel, heb hem al privé gestuurd. Is ok. Wel heel jammer ja. Dan steekt een mens zoveel tijd erin… fouten kunnen altijd gebeuren. Maar wat een toon hè?
Onvoorstelbaar, wat een brutale en onbeschofte reactie.
Schaam u.
Verder een mooi stuk. Ik heb op Rekemeroord, Op Grimbie en San Lanaco (wat is dat een no-go-to-memory-Lane geworden) mooie tijden mogen beleven.
Volgens mij heette de camping in Rekem, Rekemeroord. En het is feitelijk onjuist dat na brand het als Sonnevijver is opgebouwd! In 1971 was er al de opbouw van Sonnevijver naast het bestaan van Rekemeroord. Ik weet het exacte er niet van, maar wat jullie pretenderen is in ieder geval onjuist. Ber had een deel vh terrein in pacht en heeft dat verloren. Heeft nog geprobeerd om naast Sonnevijver er een soort van vis’vijver’ ervan te maken. Maar het 1 (sonnevijver) heeft niks, maar dan ook helemaal niks te maken met Rekemeroord. Ber Loontjes is familie van mijn moeders kant, vandaar dat ik er iets meer over weet dan jullie pretenderen. Doe je huiswerk goed, verdomde niwit- (zogenaamde) onderzoeksjournalistem! Er is inderdaad wel brand geweest, maar dat is nooit echt de ondergang geweest.