Vandaag is het 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog eindigde en het systeem van concentratie- en vernietigingskampen definitief ophield te bestaan. Tussen de miljoenen gedeporteerden bevonden zich ook Maasmechelaren. Karsten Conaert blikt terug.
2016. Ik bezoek het voormalige concentratiekamp Buchenwald. Iets verderop ligt Weimar, stad van grote dichters als Goethe en Schiller. De kleine toegangspoort begroet me met de cynische woorden “Jedem das Seine”, ieder het zijne.
Ik lees enkele cijfers: 280.000 gevangenen en meer dan 56.000 doden. Hier werden mensen opgesloten vanwege hun afkomst, overtuiging, geloof of seksuele geaardheid. Hier werden ze vermoord of stierven ze als gevolg van ondervoeding, ziekte, dwangarbeid en medische experimenten. Voor de nazi’s waren ze niet meer dan “Unerwünschte”.
Drie jaar later slenter ik op een zomerdag langs de Maas in Vucht, een prachtig stukje groen. Ik passeer de kerk en denk terug aan een trouwfeest van vrienden. Een mooie dag, blije gezichten.
Ik wandel naar Oud Vucht als plots een gedenkplaat mijn aandacht trekt. Berben, Hamers, Lambrichts: namen van oudstrijders, verzetsmensen, politieke gevangenen en dwangarbeiders uit WOII. Iemand heeft er een bloem neergelegd.
Vuchtenaar Mathieu Claessens wordt in januari 1944 door de Gestapo aangehouden.
Enkele weken later krijg ik een oude foto in handen waarop een gezin poseert tijdens het bevrijdingsfeest in Vucht in ’45. Drie van hen dragen de typische uniformen voor concentratiekampgevangenen. Bizar.
De heemkundige kring vertelt me dat het gaat om Agnes Claessens, haar man Joseph ‘Jef’ Sieczka van Poolse afkomst en haar vader Mathieu Claessens. Hij gaat als eerste in het verzet, later volgt de rest van de familie. Ik kom te weten dat Mathieu in Buchenwald gezeten heeft.
Deportatie
Op 14 januari 1944 wordt de 65-jarige Mathieu Claessens – ex-mijnwerker en veteraan van ‘14-‘18 – door de Gestapo aangehouden. De aanklacht? Hulp aan gewapende weerstanders. Ook Jef en Agnes worden meegenomen.
Via de gevangenis van Hasselt komen Mathieu en Jef in het ‘Auffanglager’ Breendonk terecht: een fort van het Belgisch leger dat sinds 1940 omgevormd is tot politieke gevangenis.
Agnes wordt gedeporteerd naar het kamp Ravensbrück ten noorden van Berlijn waar ze mogelijk apparaten voor Siemens in elkaar stak.
Mathieu wordt er ondervraagd en fysiek mishandeld. Vier maanden lang graven beide mannen mee de aarde af waarmee het fort voor de Eerste Wereldoorlog bedekt was. Het werk dient enkel om gevangenen uit te putten. Onder druk van de geallieerde opmars wordt het kamp rond 6 mei ’44 een eerste keer ontruimd.
Jef en Mathieu worden op transport gezet met bestemming Buchenwald. Daar hebben ze ‘geluk’. Aan een hels tempo moeten ze de Duitse oorlogsmachine draaiend houden.
Mathieu werkt in bedrijven zoals de wapenfabriek van de SS als metaalbewerker en machinetechnicus. Jef is er elektricien. In het kamp zijn ze niet meer dan gevangenen 48.474 en 48.472.
Agnes wordt begin juni gedeporteerd naar het kamp Ravensbrück ten noorden van Berlijn. Mogelijk maakte ze als dwangarbeidster kledij voor het Duitse leger of stak ze in de Siemensfabriek elektrische apparaten in elkaar voor onderzeeërs of gevechtsvliegtuigen. Inderdaad, die Siemens van je afwasmachine of staafmixer.
Jef, Agnes en Mathieu slagen erin te overleven. In de lente van 1945 keren ze terug naar de Kanaalstraat in Vucht. Wanneer ik tussen de fundamenten van de oude barakken in Buchenwald loop, is de brute realiteit van het kamp moeilijk te vatten. De leegte op het terrein is enorm, de stilte oorverdovend.
Amerikaanse bevrijders
Kort nadat Amerikaanse troepen op 11 april ’45 Buchenwald binnen trekken, komen ook enkele bevrijders van Maasmechelen in het kamp terecht. Bataljonarts Raymond Minge en sergeant Morten Tuftedal van het 99th Infantry Battalion Separate kunnen amper geloven wat ze er zien.
Raymond Minge:
“In één van de barakken tref ik honderden gevangenen aan. Velen slapen er zonder deken op de grond. In het hospitaal is de situatie niet anders. Patiënten liggen er in het rond, sommigen kunnen niet meer spreken of opstaan door verzwakking.“
“In het kamp zie ik ouderen, kinderen, professors en muzikanten, mensen van over heel Europa. Deze plek opent mijn ogen. We hebben een goede reden, ja, zelfs een verplichting om tegen het naziregime te vechten.“
Morten Tuftedal:
“In de stad beweren mensen dat ze niets afwisten van wat hier gebeurde. Wij hebben daar onze twijfels bij. Eerder werden burgers opgetrommeld om in het kamp met eigen ogen de misdaden van de nazi’s te aanschouwen. Sommigen huilden, anderen vielen flauw.“
“Bij het crematorium zie ik een vrachtwagen met tientallen lijken. Ik ontmoet er persfotografe Margaret Bourke White van Life magazine. Ook thuis schijnen ze niet te geloven dat dit alles werkelijkheid is. Ik geloofde het ook niet, totdat ik het zelf zag.“
Met dank aan Heemkundige Kring ‘Vochte’, 99th Infantry Battalion Foundation en de familie Minge.
Hallo ‘t is vreselijk wat tussen 1933 en 1945 gebeurd is,maar jij hebt dat weer goed op woorden gezet,vergeten mogen we dit nooit.Groeten Flor