
Het kasteel in Leut is gekend als ‘Kasteel Vilain XIIII’. Een vreemde naam die weinig Maasmechels klinkt, maar wél een bijzonder verhaal vertelt. Sprookjes bestaan, maar zijn soms bikkelhard.
We beginnen in 1800. Het kasteel van Leut is in handen van een adelijke familie uit Maastricht. Vader Théodoor de Billehé de Valensart – een naam is een naam – mag zich burgemeester noemen van de stad en krijgt met zijn vrouw Maria een dochter, Pauline. Een mooie dame met een bleke huid en donkere ogen.

Rond 1822 leert ze de knappe jonkman Charles-Ghislain Vilain XIIII uit het Brusselse kennen. Hij is op dat moment negentien jaar en twee jaar jonger dan Pauline. De twee verloven zich – adellijk bloed moest blauw blijven.
Eén huwelijk volstaat om het kasteel op naam van de man te schrijven. Kasteel Vilain XIIII in Leut is geboren. De twee krijgen er maar liefst zeven dochters die opgroeien op het kasteeldomein.

Charles – Karel in het Nederlands – is niet de eerste de beste. Zijn voorvaderen stammen af uit de Aalsterse topadel. Zijn moeder Sophie-Louise-Zoé de Feltz werkt begin 1800 zelfs als hofdame voor de echtgenote van keizer Napoleon Bonaparte, en later voor onze eerste Belgische koningin, de vrouw van Leopold I.
Die laatste bouwt een mooie vriendschap uit met graaf Charles Vilain XIIII en vertoeft geregeld op het kasteel in Leut.
Lees morgen over het verdriet waar het gezin mee te maken krijgt.
